Doortje en ik wonen samen, tenminste, dat was zo tot 5 december. Sinds
Sinterklaas ons achter liet met alle verwennerijen lijkt ons huishouden uit 3
personen te bestaan. Er is een nieuw wezen ingetrokken bij ons. Een
onsympathiek chagrijnig lomp en lawaaierig ‘ding’.
Het is een popje met een
pluche vacht, twee grote plastic oren, ogen met digitale vensters, een staart
en een snavel. Het is een FURBY.
We zijn bang voor deze nieuwe huisgenoot.
Doortje had het ‘ding’ echt wel zelf op haar verlanglijstje gezet, maar heeft
daar nu spijt van.
Het zag er zo grappig uit in de speelgoed boekjes; een
Furby. Hij zou praten en nieuwe woordjes kunnen leren, zingen en dansen.
Nu dat
ding een week bij ons is weten we niet meer waar we het laten moeten, zo eng is
Furby. We schrikken ons naar als we de trap op lopen, (daar was hij even
weggezet) en Furby begint weer te reutelen en schreeuwen. In de gang dan; ssssttttt zachtjes met de
deur anders wordt Furby wakker. Een lege bloempot dan, zo hoort en voelt hij
niets. “Ooohhhh nee, niet zo hard praten”.
‘Nee geen cdtje opzetten, straks wordt Furby wakker’. Dit is toch te gek zo,
helemaal niet grappig, weer wakker boert en schreeuwt Furby verder. De
irritatie groeit met de dag. Onze privé sinterklaas haalt een grap uit bij zijn
vertrek; hij stoot Furby aan zodat die weer begint met reutelen en zaniken. “Ooowwh
nee” roepen we tegen opa. Bezoekers vragen we ons te bevrijden van deze
gijzelnemer, wees stil, geef hem geen aandacht, stamp niet met je voeten, en
nee pak hem maar niet op. Elke actie met geluid is voer voor Furby.
Fluisterend
en op de tenen lopend zwerven we door ons huis. Schrikkend als we vergaten waar
furby dan weer verstopt was en schreeuwend tot leven komt.
Doortje wil weten
wat je met een kadootje doet als je het toch niét wil hebben. Tja. Geen idee, verstop hem maar weer.
Weer een week later is er een klein prettig wonder gebeurt.
Doortje denkt dat ik Furby heel goed vestopt heb, ik denk dat Doortje dat
gedaan heeft. We gieren van de lach als we de waarheid zoeken. ‘Jij deed het,
nee jij hebt hem verstopt’. We lachen ook van het opgelucht zijn. Ons huis is
weer van ons. Het raadsel is serieus; waar is die engerd gebleven?